Oudenaarde (NL)

Geschiedenis

Oudenaarde is naar alle waarschijnlijkheid ontstaan in de 10de eeuw: in een belangrijke Scheldebocht wordt onder impuls van de Vlaamse graaf een burcht met kerk opgericht. Pas in 1038 is de stad in een oorkonde vermeld. Tijdens de 12 de eeuw wordt Oudenaarde, uitgeroepen tot een rijke handelstad met een bloeiende lakennijverheid die in de 15 de eeuw in verval geraakt. In de Bourgondische tijd is een stad een verblijfplaats voor Bourgondische hertogen en zo komt de stad tot volle ontwikkeling. De glansperiode situeert zich in de eerst helft van de 16de eeuw, de regeringsperiode van Karel V. Het is een periode van welvaart en groei : Oudenaardse wandtapijten worden massaal de wereld ingestuurd, de zilversmeedkunst ontplooit zich ten volle, machtige bouwwerken zoals het laatgotische stadhuis worden opgetrokken en weerspiegelen de rijkdom van de stad.In 1684 wordt de stad door een terreurbombardement zwaar toegetakkeld en voor een groot deel in puin gelegd. Dit gebeuren liet zijn sporen na op het bouwkundig erfgoed. Nadien zijn heel wat gebouwen in de Lodewijkstijlen opgetrokken. De gevels bepalen vandaag de dag nog steeds de Grote Markt. In de eerst helft van de 18 de eeuw zal Oudenaarde onder impuls van Lodewijk XIV verder versterkt worden door de aanleg van een militaire vestiginggordel. Met de regeringsperiode van Jozef II taant de bloei en evolueert de stad tot een lokaal commecieel centrum. De Keizer laat de stad ontmantelen, vestigingen, stadpoorten en stadsmuren neerhalen. Voor de ontwikkeling van het 19de eeuws Oudenaarde is de aanleg van een spoorweglijn, een station, de Stationsstraat, een gemechaniseerde textielindustrie met fabriek en woonwijk belangrijk. Ook tijdens de WO II wordt de stad zwaar gehavend. Vooral het eindbombardement van nov. 1918 was zeer nefast voor het patrimonium. De jaren vijftig en zestig van de 20 ste eeuw zorgden voor een grondige modernisering met nieuwe infrastructuren. Vandaag legt men zich toe op de restauratie van tal van gebouwen en de renovatie van stadsdelen en pleinen. Oudenaarde is daarenboven een gezellige winkel- en terrasjesstad. De nieuwe aangelegde winkelstraten zijn een plezier voor het oog.

Stadshuis

De gevel van het huidige stadhuis heeft een perfecte symmetrische opbouw. Die symmetrie is ook nagestreefd in de zijgevels en in het grondplan. De begane grond heeft een zuilengalerij met zes spitsbogen op de rondezuilen en koolbladkapitelen. De kruisribben rusten op kraagstenen die engelen, jachttaferelen en zeemeerminnen voorstellen. De eerste verdieping is voorzien van een loggia of afroeprui vanwaar de stadsmagistraat veroordelingen en plechtige mededelingen afkondigde.  Centraal staat de Belforttoren. De kroon op de toren en de vergulde adelaars symboliseren het wereldrijk van de toenmalige vorst, Keizer Karel. Op de kroon prijkt "Hansje de krijger" een 16de eeuwse vaandeldrager. In het stadshuis zijn de Oudenaardse wandtapijten, de stedelijke collectie en de zilvercollectie van de Familie De Boever-Alligoridès ondergebracht. Naast de collecties zijn de schepenzaal en de volkszaal zeker een bezoekje waard. Men komst de schepenzaal binnen via een monumentaal renaissance tochtportaal, gesculpteerd door een plaatselijke beeldhouwer Pauwel Van der Schelden. De zaal is versierd met een indrukwekkende galerie van staatsieportetten waaronder een origneel werk met de beeltenis van Keizer Karel. De schepenzaal doet vandaag de dag dienst als trouwzaal. De volkszaal, een ruimte waar ooit grootse ontvangsten, feesten en maaltijden plaatsvonden, neemt de voorkant van de ganse eerste verdieping in en is versierd met muurschilderingen, glasramen en sculpturen die verwijzen naar Keizer Karel.

Oudenaardse wandtapijten

Oudenaarde kende een bloeiende tapijtweefnijverheid tussen de 15de en de 18de eeuw. Zij was meer dan 300 jaar lang de belangrijkste industrie en bracht welvaart. De wandtapijten vonden een afzet over heel de wereld. De gerenomeerde Oudenaardse wandtapijten zijn nu in zowat alle wereldsteden te zien, maar ook Oudenaarde heeft een prestigieuze collectie. Vijftien wandkleden, waarvan de meeste dateren uit de 16de en 17de eeuw, zijn in de Walburgakerk tentoongesteld. De stad is het best gekend om haar decoratief groenwerk of "verdueres" met groen, blauw, bruin en geel als hoofdkleuren, maar ook andere genres werden in de Oudenaarde geweven. Die figuratieve reeksen hebben de bijbel, de antieke geschiedenis of de methologie als onderwerp. Ook beeldtapijten, gebaseerd op pastorale romans, kenden een groot succes. De mooiste reeks bestaat ui drie 16de eeuwse wandkleden die de belangrijkste episodes uit het leven van Alexander de Grote verhalen.

Het huis van Lalaing

Het  bouwgeschiedenis van de statige herenwoning klimt op tot de 16de eeuw maar de voorgevel, evenals de interieurstoffering , zijn in de 18de eeuw in rococostyl aangepast. Het huis dankt zijn naam aan Phillip de Lalaing, stadsgouverneur in de 16 de eeuw.In het huis van Lalaing, langs de rechteroever van de Schelde, wordt de eeuwenoude techniek van het weven in ere gehouden. In het restauratieatelier kan men het conservatie- en restauratieproces van de historische wandtapijten van naald tot draad volgen. Het weefatelier VASA daarentegen weeft moderne wandkleden volgens de oude techniek. Dat Oudenaarde ook vandaag zijn textielgeschiedenis levendig houdt , bewijst de driejaarlijkse wedstrijd voor kartonontwerp waarbij genommeerde binnen- en buitenlandse kunstenaars als kartonontwerper fungeren. Het laatste ontwerp is van Arne Quinze. Veder kent de woning ook een educatieve ruimte waar aan de hand van foto's het restauratieproces uit de doeken wordt gedaan.

De Sint-Walburgakerk
De collegiale Sint-Walburgakerk met haar majestueuze toren domineert de stad. Van de vroeggotische kerk, waarvan de bouwwerken aanvingen in de eerste helfst van de 12de eeuw, rest nu nog slechts het koor in Doornikse kalksteen. In de 15de eeuw werd beslist de kerk te herbouwen in Brabantse gotiek maar men voltooide slechts de toren en de benedenkerk. In 1534 werden de werken stopgezet. Het resultaat is een schitterend spel van Doornikse en Brabantse gotiek. Van het middeleeuwse interieur is niets overgebleven. Alles werd verwoest tijdens de godsdiensttroebelen in 1566. De huidige interieurstoffering is in Barok en Laatbarok uitgevoerd. De kerk is bijzonder rijk aan beeldhouwwerk, polychrome beelden, schilderijen en wandtapijten.

Het Begijnhof
De plek is voor heel was mensen, vooral tijdens de zomermaanden, een welkome verademing en een aose van rust. De kleine aangelegde tuintjes, met een rijke variatie aan bloemen en planten, kleuren mooi tegen de witte gevels. Oorsponkelijk verbleven de begijnen achter de Sint-Walburgakerk. In de 15 de eeuw kregen zij een onderkomen op de huidige plaats. Opvallend is het kleurrijk barok poortje met de beeltenis van de Heilige Rochus, een pestheilige. De kleine witte woningen dateren uit de 17de eeuw en later. de 16de eeuwse kapel werd door de beeldstormers vernield maar later terug heropgebouwd. Het laatste begijntje stierf in 1960.

De Kleine markt
De kleine markt kent een rijkdom aan historische gebouwen zoals het Vleeshuis, het huis van Margaretha van Parma en de Boudewijntoren. Het beeld van Universus  van J. Tahon gaat duidelijk de confrontatie aan met de oude panden.

De Boudewijntoren
De 12 de eeuwse Romaanse patriciërstoren is het oudste monument van de stad. Typerend zijn de dikke muren in Doornikse breuksteen, de kleine vensteropeningen en de schiet- en steigergaten.

Het Huis van Margaretha van Parma
De woning is een uniek voorbeeld van de laatgotische burgerlijke bouwkunst. Typerend voor die tijd is een overkragende bovenverdieping op tudorbogen waaronder deelzuilen met koolbladkapiteel.

Het vleeshuis
het statige classicistische gebouw werd tussen 1779 en 1783 opgetrokken en is eoor zijn gevel compositie en gebruikte materialen een unieke constructie in de Zuiderlijke Nederlanden. Het monument had destijds twee functies : een vleeshalle op de begane grond en een kunstacademie op de verdieping.

Het Bisschopskwartier
Voormalige ontvangstruimte en verblijfplaats voor de hoge gasten van het hospitaal. Het pand , opgetrokken in  1622 door de architect Simon de Paepe, is een markant voorbeeld van Vlaamse Renaissance.

Het Kasselrijhuis
Het heeft drie delen. Het oudste linkerdeel werd gebouwd in  de 16de eeuw in een eenvoudige renaissancestijl. Het middendeel met jaartal 1702 is in Lodewijk de XIV styl, hieraan werd een rechterdeel toegevoegd in 1906.

Onze Lieve Vrouw hospitaal
Dit complex pand is het resultaat van verschillende bouwfasen gaande van de 15de tot de 19de eeuw. Het oudste gedeelte is een vroeg 15de eeuwse kapel. Het eigenlijke klooster is gegroepeerd rond een 16de eeuwse pandgang en een mooie kloostertuin. De gevel werd in 1772 in streng classicisme opgericht maar de versiering van de ingang heeft een rococoinslag. De stoffering van het interieur, o.m. een mooie Lodewijk XVI-kamer met Oudenaardse wandtapijten, situeerd zich eveneens in de tweede helft van de 18de eeuw.

De Pamelewijk
Pamele ontstond in de 13de eeuw toen de plaatselijke heren er zich vestigden en er grote bouwwerken zoals de O l Vrouwekerk van de Pamele lieten optrekken. Je geniet een de Schelde van een schitterend uitzicht op een rijkdom aan historische panden.

De Vrouwenabdij Maagdendale
de Cisterciënzerinnenabdij werd in 1234 gesticht. Van het immers grote complex blijven er nu nog over : een  13de eeuwse basilicale kerk, een 17de eeuws abdissenkwartier met een L-vormige vleugel en een 17de eeuws poortgebouw. Vandaag zijn het Stadsarchief en de Koninklijke Academie voor beeldende kunsten hier onder gebracht.